Van binnen en van buiten
Bij speciale gelegenheden horen speciale kleren. Een feestje, een formeel diner, een avondje uit, een begrafenis, een stevige boswandeling of zaterdagse klussen – als vanzelf stem je je kleren erop af. Soms moet het vooral handig zijn, een andere keer vooral stijlvol en gepast. Als ik voorga in een viering draag ik graag een toga. Niet alle dominees doen dat en toga’s bestaan ook nog eens in talloze variaties, van de klassieke zwarte via grijs en beige naar ivoorwit. Of zelfs in een zelfgekozen kleur als blauw, groen of bordeauxrood.
Een toga is handig: je hoeft niet na te denken over je kleren, want zeker voor dames geldt dat er altijd op gelet wordt wat iemand aanheeft. Te kort of te lang, te stijf of te frivool, te grijs of juist te opvallend. Als dominee ben je koningin Maximá niet die hooguit twee keer hetzelfde aan heeft. Een toga geeft rust en schept ook duidelijkheid over je rol. Het is werkkleding. Zoals je een schilder herkent aan zijn witte overall, zo herken je de dominee aan zijn/haar toga.
Maar het uiterlijk zegt ook iets over hoe je je werk ziet. En dat aspect kwam naar voren toen ik een nieuwe toga wilde. Een toga-atelier (De Togamaker in Amsterdam) ontwierp hem en hun eerste vraag was: wat vind je belangrijk? Ik koos voor drie trefwoorden: eerlijk, aandachtig en feestelijk. Of, in een andere taal: rogge, fluitekruid en zonnebloemen. En zo is het geworden. Eerlijk: een natuurlijke stof, geen kunststofvezel. Het werd bamboe, een moderne en heel zachte aangename stof. Aandachtig: zonder extra’s, geen satijn op de mouwen en honderd knoopjes lang, zoals de hoogleraars en advocatentoga’s die ze in het atelier veel meer maken. Het heeft meer van een pij of gebedsmantel dan van een advocatentoga. En feestelijk: wit. Ik kan zwarte toga’s niet verbinden met een feestelijke viering, met God danken.
Met Pinksteren heb ik hem voor het eerst gedragen. En ik hoop in dit nieuwe gewaad nog vaak voor te mogen gaan!