broeders en zusters
Ik ben als dominee te gast in een andere gemeente om met hen de zondagmorgendienst te vieren. Bij de koffie na afloop komt er een vriendelijke oude heer op mij af, in een mooi zondags zwart pak:
‘Dominee, mag ik u wat vragen? De moslims… zijn zij onze broeders en zusters?’
Aan zijn uiterlijk te oordelen is de man van Indonesische komaf. Een land met een kleine groep christenen en een meerderheid moslims.
‘Ja’, zeg ik, ‘zij zijn onze broeders en zusters’.
‘Maar zij geloven niet in Christus als Gods Zoon’ werpt hij tegen.
‘Nee, dat is zo’, beaam ik, ‘zij zien Jezus wel als een belangrijke profeet, maar niet als Gods Zoon’.
‘En toch zijn ze onze broeders en zusters?’
‘Zeker! Je hoeft het toch niet altijd eens te zijn met je broer of zusje? Alle mensen zijn kinderen van God en dus zijn ze onze broeders en zusters. We delen met elkaar deze ene aarde’.
‘Dominee, mag ik u bedanken voor uw antwoord en een goede zondag toewensen?’
Op de terugweg naar huis blijft deze vriendelijke heer in mijn gedachten. Wat zou de achtergrond zijn van zijn vraag? Misschien is een van zijn kinderen ooit getrouwd met een moslim en was hij blij met mijn antwoord. Of misschien heeft hij zelf als christen te lijden gehad van uitsluiting en vervolging door een onverdraagzame meerderheid en had hij gehoopt niets te maken te hoeven hebben met moslims. Ik weet het niet. Maar ook als ik het wel had geweten had ik toch niet anders kunnen antwoorden. Wie leerling van Jezus wil zijn ontmoet in alle mensen broeders en zusters. Ook als ze een andere overtuiging hebben.