Rode pen
Dit artikel is eerder gepubliceerd als column in de Stad Amersfoort van 6 oktober 2021.
Ik zat op de basisschool en ik was ervan overtuigd dat ‘grote mensen’ alles wisten en konden. Zij gingen naar hun werk en wisten hoe ze dat moesten doen. Wij, kinderen, moesten alles nog leren. Soms ging het fout, maar dat gaf niet. Dan legde de meester het gewoon nóg eens uit en dan ging je oefenen. Daar was je kind voor. Grote mensen gingen niet naar school en hadden geen meester. Dus deden ze het kennelijk allemaal goed. Een kinderlogica waar geen speld tussen te krijgen is.
Maar ik groeide op en de wereld bleek toch anders in elkaar te zitten. In de krant lees ik een confronterend artikel over de arbeidsinspectie die niets doet met signalen van moderne slavernij en uitbuiting op het werk. Onze volksvertegenwoordigers lukt het nog steeds niet om een regering te vormen en de Belastingdienst krijgt het zelfs niet voor elkaar om de gemaakte fouten te verbeteren. De onderwereld komt steeds gewelddadiger naar boven en de Brabantse heide wordt een stortplaats voor chemisch drugsafval. Ik denk dat dit mijn grootste desillusie is van volwassen worden: er gaat van alles fout, ook als je allang van school af bent.
Soms zeggen mensen tegen mij: ik wou dat ik nog kon geloven zoals toen ik kind was. Zo onbekommerd en eenvoudig. ‘Ik ga slapen, ik ben moe, doe mijn beide oogjes toe, Here houd ook deze nacht over ons getrouw de wacht.’ En dan sliep je zonder zorgen in.
Maar een kinderlijk geloof bij een volwassene is meestal een signaal van geestelijke stilstand. Geloof moet met je meegroeien. En ach, dat geldt natuurlijk ook voor mijn ooit blinde vertrouwen in de kundigheid en het inzicht van ‘grote mensen’. Toch mogen we ons best eens afvragen waaróm er zoveel misgaat. Ik zie het willen scoren en de afhankelijkheid van de publieke populariteit als een belangrijke valkuil. Het werkt kortzichtigheid in de hand, beleid dat de korte termijn voortrekt boven de toekomst. Zo konden de klimaatproblemen ontstaan. Want we weten al minstens vijftig jaar dat we niet op deze manier door kunnen gaan, omdat de aarde ons tempo van vervuiling en verbruik niet aankan. Werkdruk is de andere grote valkuil. Er moet steeds meer werk in steeds minder uren worden gedaan, door steeds minder mensen. Er is gewoonweg geen tijd om na te denken, nieuwe oplossingen te verzinnen, je door verschillende deskundigen te laten informeren. ‘Er is geen tijd’ wil zeggen ‘we willen geen geld vrijmaken’ voor goed werk. En tot slot denk ik aan de onderbetaling en onderwaardering van de werkers in onderwijs, zorg en cultuur, aan de eindeloze flex-, tijdelijke en nul-uren-contracten, en al die momenten dat winst boven de menselijke maat gesteld wordt. Dat stimuleert niemand.
Waar is mijn meester van vroeger die je aankijkt en vriendelijk doch beslist zegt: ‘Dit klopt niet. Kom je hier even zitten? Dan kijken we er samen nog een keer goed naar’. In zijn hand de strenge rode pen. Die met de kleur van de passie voor degelijk werk.